‘De waterkwaliteit in agrarische perceelsloten is een blinde vlek’

Sjoerd van der Meulen en Rens Kooijmans op weg naar hun eerste gesprek met andere boeren voor hun prototype.

Sjoerd van der Meulen, alumnus Oogst van Overmorgen 2023

Sjoerd van der Meulen (Kollum, 28 jaar) was boerenzoon in Noordoost-Friesland, tot zijn vader het bedrijf met zestig stuks melkvee moest verkopen. Opeens woonde Sjoerd in een normaal huis, maar alles went: hij had niet veel moeite met die overgang. Toch is hij blij dat hij zijn jeugd heeft doorgebracht op hooizolders en tussen dieren. Die ervaring helpt hem om als projectleider bij de agrarische vereniging LTO Noord de praktijk van de boeren goed te begrijpen. Hij heeft in Velp Land- en Watermanagement gestudeerd, werkte als onderzoeker op het gebied van waterbeheer en hield zich bezig met transities in rivieren, langs de kust en in de Rotterdamse haven.

Sjoerd nam deel aan het tweede cohort van de Oogst van Overmorgen (OVOM), het leiderschapsprogramma waar jonge gedreven boeren, ambtenaren, ondernemers en young professionals hun rol in de verduurzaming van het voedselsysteem vinden.

Als ik hoor wat je allemaal al hebt gedaan, lijk je me een wandelende prototype-ontwikkelaar. Welk concreet project heb je ontwikkeld tijdens OVOM?

Ik heb er twee ontwikkeld. Een met Rens Kooijman, boer in West-Friesland. Dat prototype gaat over het door boeren zelf meten van nutriënten in het water rond hun boerderij.

En de ander met Aart Pellikaan, waarin we met VMBO- en MBO-scholieren via peilbuizen grondwatermetingen doen in het veenweidegebied van Zuid-Holland en Utrecht om meer inzicht te krijgen in het watersysteem. Zo kunnen we voorsorteren op de aanstaande gebiedsprocessen. Als provincie en waterschappen daar peilveranderingen gaan doorvoeren om veenoxidatie en bodemdaling te voorkomen, dan kunnen wij met onze nulmeting meteen de gevolgen zien.

Sjoerd in het veld peibuizen aan het plaatsen

Voor welk probleem zocht je met Rens een oplossing?

De vraag was hoe boeren zelf meer inzicht zouden kunnen krijgen in de waterkwaliteit op rond hun land. Waterschappen meten de nutriënten, maar alleen in de waterschapssloten. Terwijl de kwaliteit in de agrarische perceelsloten de blinde vlek is van het Nederlandse watersysteem. Dus als boeren zelf ook gaan meten, krijgen we een beter beeld. Ik was ervan overtuigd dat we veel meer uit data kunnen halen dan we doen. We kunnen leren waar de concentraties te hoog zijn en makkelijker zoeken naar de bron. We kunnen beter inspelen op problemen en bovendien de gebieden met goede waardes met rust laten. Dat is relevant voor Kaderrichtlijn Water die voorschrijft dat Nederland in 2027 aan de EU moet aantonen dat er genoeg inspanningen zijn geleverd om de ecologische doelen te halen. Het is cruciaal dat we dat echt kunnen bewijzen.

Welke stappen hebben jullie toen gezet?

We hebben onderzocht welke betrouwbare en relatief goedkope meters er op de markt zijn, welke bruikbare apps er bestonden, hoe ik meetgegevens kon verwerken op een kaart - wat het allemaal zou gaan kosten. LTO Noord heeft mij daarop een budget toebedeeld via ons landelijk kennisprogramma.

Toen we de techniek rond hadden, heeft Rens voor de pilot 25 buren opgetrommeld in de LTO-afdeling West-Friesland. Hij heeft de leiding genomen, ik ben er een avond geweest om uitleg te geven over de bestaande normen, over de beoordelingen van het waterschap en over de apparatuur.
De boeren zijn daarop heel fanatiek aan het meten gegaan: 400 metingen in één jaar! Via een digitaal dashboard dat de data interpreteert, hebben we het hele gebied in kaart gebracht.

Sjoerd en Rens bij de eerste metingen met boeren uit West-Friesland in februari 2023

En is het project nu afgerond?

Nee! De waterschappen zijn ook enthousiast en willen samenwerken. Uit heel Nederland krijg ik telefoontjes van LTO-afdelingen die ermee aan de slag willen. Overal wil men aan de slag met het zelf meten van waterkwaliteit. Een regiobestuurder zei: ‘Dit hadden we tien jaar eerder moeten doen!’
Die hele dynamiek is echt ontstaan door dat kleine projectje dat Rens en ik tijdens OVOM samen hebben ontwikkeld. We kunnen kennis opdoen, slim inspelen op problemen die er zijn.
Bovendien gaan we naast nitraat ook ammonium en fosfaat meten. Vooral fosfaat is in West-Friesland de bottleneck voor de ecologie. Bij een bedrijf dat meetapparatuur maakt voor aquaria hebben we iets gevonden waarmee we fosfaat in water kunnen vaststellen.

Wat schiet een boer op met dat zelf meten?

Die krijgt meer gevoel voor de waterkwaliteit, ziet de fluctuaties door het jaar heen. Dat vergroot de betrokkenheid. Bewustwording is ook heel belangrijk. Rens wou graag via metingen meer inzicht krijgen in de waterkwaliteit rond zijn bedrijf. Na een jaar lang nitraat te hebben gemeten in West-Friesland zien we dat nitraat in de zomer onder de norm blijft. Bijzonder detail: het kraanwater in Schellinkhout bevat meer nitraat dan de agrarische sloten. De drinkwaternorm is dan ook aanzienlijke soepeler dan de ecologische KRW-Norm.

Dankzij metingen kan de boer de vertaling maken naar zijn eigen handelen. Zo komen we echt in de richting van landbouw die minder impact heeft op milieu en waarin de nutriënten doen waar ze voor zijn: gras worden of melk of andere gewassen.

Een belangrijk resultaat was dat metingen uitwezen dat bij een van de boeren de gemeentelijke rioolwateroverstort de oorzaak was van een forse normoverschrijding  – niet het boerenbedrijf. Doordat we meten, kunnen we met gemeenten in gesprek: jullie moeten ook iets doen aan de impact op het milieu.

Een kanttekening is wel dat een watersysteem soms heel ingewikkeld is. Als het water van veel verschillende bronnen komt, is het wel moeilijk om precies aan te tonen waar de gemeten nutriënten vandaan komen.

Zijn er ook redenen waarom een boer niet zou willen meten?

Er zijn altijd mensen die huiverig zijn voor metingen vanwege de mogelijke juridische gevolgen. Je kunt net als bij stikstof te maken krijgen met rechtszaken. Dit speelt bijvoorbeeld al bij Friesland Campina in Bedum dat een vergunning heeft voor waterlozingen op het oppervlaktewater. Dit water bevat nutriënten die uiteindelijk in de Waddenzee terechtkomen. Wij willen meten om te weten hoe het staat met nutriënten in de haarvaten van het watersysteem. Als de nutriënten een agrarische oorsprong blijken te hebben, kunnen we de afspoeling verminderen. Maar als een rechtszaak dreigt denk je wel twee keer na over meten. Wij zijn echter geen overheid, dus we hoeven gelukkig de data die boeren bij ons aanleveren met niemand te delen.

Waar staan jullie over vijf jaar?

Uit de bronnenanalyses voor de Kaderrichtlijnwater zullen we beter weten wat de herkomst is van nutriënten. Dan hebben we dus meer zicht op waar de restopgave zit en wat het aandeel van de landbouw hierin is. Het zelf doen van metingen helpt in het vinden van de plekken waar nutriënten in het oppervlaktewater komen, waarna we samen met de boer kunnen kijken naar mogelijke oplossingen.

Waarom deed je mee aan OVOM?

Het leek me heel erg tof om met leeftijdsgenoten een paar weekenden op pad te zijn en het met elkaar over het agro-voedselsysteem te hebben. Ik had niet heel erg veel verwachtingen, maar vond het echt heel leuk om te doen. 

Wat heeft OVOM je nog meer gebracht?

Vooral het netwerk, de connecties… Net als bij heel veel anderen, overheerst bij mij de hectiek van de dag. Daarom heb ik de momenten van stilstaan, terugkijken en reflecteren bij OVOM zeer leren waarderen. Met een paar collega’s van LTO ben ik aan het kijken hoe we dat wat structureler kunnen inpassen. En het openstaan voor en gewoon maar ondergaan van nieuwe ervaringen als yoga - dat was ook heel erg leuk.

En als er morgen een collega vraagt: die Oogst van Overmorgen – zal ik dat doen?

Dan zeg ik: ja! Ondervind het maar en laat het traject zijn werk doen. En geniet van de tijd samen. De prototypes van elkaar zien groeien, het kunnen sparren met de anderen – dat is allemaal echt wel heel waardevol.

 

Tekst: Corien Botman

 

Vorige
Vorige

‘Wij jongeren kunnen niet zeggen: het zal onze tijd wel duren – het IS onze tijd!’

Volgende
Volgende

‘Tijdens het voorstelrondje kreeg ik al meteen de kriebels’